niet (Dutch)
Expressions:
-
ik kan niet
-
niet waar
-
ik weet het niet
-
Eén zwaluw maakt de lente niet.
-
Blaffende honden bijten niet.
-
Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.
-
Wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil.
-
Wat niet weet, wat niet deert.
-
Katten die muizen, mauwen niet.
-
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
-
Niet geschoten, altijd mis.
-
De appel valt niet ver van de boom.
-
Men moet de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is.
-
Men moet een paard de rug niet stuk rijden.
-
Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
-
Het zijn niet alleen koks die lange messen dragen.
-
Wie niet waagt, wie niet wint.
-
Onkruid vergaat niet.
-
Aalmoezen geven verarmt niet.
-
Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kunt doen.
-
Wie het kleine niet leert, doet het grote verkeerd.
-
Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt.
-
Paarden die haver verdienen krijgen ze niet.
-
Niet om de knikkers, maar om het spel.
-
Wat in het vat zit, verzuurt niet.
-
Als katten muizen, mauwen ze niet.
-
Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd.
-
Verbaas u niet, verwonder u slechts.
-
Wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert.
-
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.
-
Weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet.
-
Wie niet horen wil, moet voelen.
-
Je kan niet de kool en de geit sparen.
-
Mooie liedjes duren niet lang.
-
Geld maakt niet gelukkig.
-
Het is niet alles goud wat er blinkt.
-
Een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken.
-
De dorsende os zult gij niet muilbanden.
-
zich niet bekommeren om
-
onkruid vergaat niet
-
kruidje roer me niet
-
het komt er niet op aan
-
een appel valt niet ver van de boom
-
blaffende honden bijten niet
-
als katjes muizen, dan mauwen ze niet